Groot onderzoek jongeren met chronische aandoening in NL

Datum

8 april 2019

Groot onderzoek jongeren met chronische aandoening in NL

Het Verwey-Jonker Instituut heeft vanaf 2017 de omvang en maatschappelijke impact van chronische aandoeningen bij kinderen en jongeren in Nederland onderzocht, in opdracht van het FNO-programma Zorg én Perspectief. Onderzoeksdoel was een actueel inzicht te krijgen in het aantal en de samenstelling van de doelgroep en het verschil in maatschappelijke perspectief van deze jongeren in vergelijking met hun gezonde leeftijdsgenoten.

Lees hier het eindrapport van het Verwey-Jonker Instituut. De cijfermatige kernboodschappen zijn in zeven factsheets op een rijtje gezet.

Eén op de vier jongeren heeft een chronische aandoening

Ruim 1,3 miljoen jongeren (0 t/m 25 jaar) hebben een chronische aandoening (2018). Voor het eerst is in Nederland een nauwkeurige telling gedaan. In eerdere schattingen werd uitgegaan van een veel lager aantal van 700.000 jongeren. Het gaat om aandoeningen als ADHD, astma, diabetes, eczeem, reuma, taaislijmziekte, maar ook steeds terugkerende buikpijn.

Minder zin in de toekomst

Naast de telling is er een vragenlijst ingevuld door ruim 1.300 kinderen en jongeren met en zonder chronische aandoening. De resultaten laten zien wat de impact van een chronische aandoening is op het dagelijks leven en de participatie van jongeren:

  • De jongeren geven hun leven gemiddeld een 7.4 (vs. een 8 zonder chronische aandoening). Het verschil tussen de jongeren neemt toe naarmate jongeren ouder worden.
  • 29% Van de jongeren voelt zich vaak of altijd belemmerd door hun gezondheid (vs. 2% zonder chronische aandoening).
  • Een derde geeft aan meer hulp of hulpmiddelen te willen op school dan nu geboden wordt.
  • De groep 10 t/m 25 jaar heeft minder zin in de toekomst.
  • Ouders met kinderen (3 t/m 9 jaar) met een chronische aandoening hebben minder vertrouwen in de toekomst van hun kind.

Verschillen tussen jongens en meiden

Op nul-jarige leeftijd zijn er evenveel jongens als meisjes met een chronische aandoening. Daarna, tot 16 jaar, hebben meer jongens dan meisjes een chronische aandoening. Vanaf 17 jaar slaat het beeld om en zijn er duidelijk meer meisjes dan jongens met een chronische aandoening.